Bij Recovery Dharma gebruiken we de Boeddhistische beoefening en principes voor herstel van alle soorten verslavingen. Voor ons biedt de leer van de Boeddha een eeuwenoude en bewezen manier om onze geest op een ander spoor dan onze verslaving te zetten. Door het beoefenen van het Achtvoudige Pad bewegen we langzaam weg van het lijden dat we veroorzaken door ons verlangen dat dingen anders zouden moeten zijn dan ze op dit moment zijn. Samen oefenen we in het vinden van steeds meer innerlijk evenwicht in onze ervaringen en onze innerlijke belevingswereld en het bewust maken van andere keuzes. Daarbij kiezen we ervoor om te vertrouwen op ons eigen vermogen tot wijsheid en compassie, voor anderen en voor onszelf.
Contents
- 1 Het begrip ‘compassie’
- 2 Persoonlijk beeld van compassie
- 3 Moeilijk om compassie te verbeelden
- 4 Het belang van de verbeelding
- 5 De beelden in onszelf
- 6 Compassie als hartspraktijk
- 7 “Moge jij vrij zijn van dit lijden”
- 8 Blokkade voor compassie in herstel
- 9 Verzet vergt moed
- 10 Compassie als innerlijk recht
- 11 Compassie laten stromen
- 12 Verslaving als het toedekken van een vacuüm
- 13 Aandacht en compassie voor de wond
- 14 Compassie als moed en keuze
Het begrip ‘compassie’
In deze blog wil ik het hebben over ons persoonlijke vermogen tot compassie. We hebben vaak wel ergens over compassie gehoord in de media, erover gelezen in New Age tijdschriften of zelfhulpboeken, of we hebben erover horen spreken in therapie en behandeling. Het begrip is populair, soms bijna op het commerciële af, inclusief trainingen, cursussen en workshops. In deze blog wil ik proberen om op persoonlijke wijze te illustreren hoe we zelf kunnen proberen om – los van theorie, commercie en rationalisaties – compassie in ons leven vorm te geven. Om daar bij niet te vergeten hoe ontzettend moeilijk het kan zijn om het cognitieve, verstandelijke begrip van compassie los te laten en in plaats daarvan samen te vallen met het emotionele, gevoelsmatige toelaten van de compasie in onszelf.
Persoonlijk beeld van compassie
Om contact te maken met het gevoel van compassie en het tastbaar te maken voor mezelf, gebruik ik zelf vaak mijn verbeelding. Ik verbeeld me bij compassie vaak een moeder die haar kleine baby vasthoudt. De moeder lacht en kirt vriendelijk en liefdevol. De baby spartelt wat in haar armen en koert en lacht vrolijk terug. Er schuilt een warme liefde in de ogen van de moeder, een pure verbondenheid met het kind. In die verbondheid schuilt tegelijk de tedere kwetsbaarheid van het kind dat zichzelf geborgen voelt in de armen van de moeder. In die blik van troost, van blijdschap, van zorg en hechting tussen moeder en kind manifesteert zich voor mij de compassie.
Moeilijk om compassie te verbeelden
Ik besef echter terdege dat er mensen zullen zijn voor wie de ramen van deze verbeelding lang en breed zijn ingegooid door de realiteit van onmacht, trauma, door het leven zelf. De werkelijkheid is dat heel veel mensen de fundamentele ervaring van vertrouwde liefde tussen kind en ouder/verzorger hebben gemist. En als het niet vroeg gebeurt, dan gebeurt het wel later: we raken beschadigd door het leven. Gekneusd in ons opgroeien, getraumatiseerd door fundamentele verliezen, of door het ontzeggen van wezenlijke geborgenheid en veiligheid als basis voor ons leven en onze ontwikkeling. Dat maakt het soms reëel moeilijk om compassie in onszelf te verbeelden.
Het belang van de verbeelding
Tegelijk, hoewel ik besef dat mijn persoonlijke verbeelding van compassie symbolisch en geromantiseerd is, blijft de verbeelding ervan volgens mij toch van belang. Dit om twee redenen. De eerste reden is dat ikzelf, met het ruwe, rauwe inzicht in de realiteit mijn verslaving – en vervolgens gedurende de lange, harde weg terug naar herstel – besefte dat ik, ook al kon ik nauwelijks contact maken met het begrip, me er wéldegelijk een voorstelling van kon maken. Contact ermee of niet, ik wíst ergens diep in mij wat compassie betekende. Ik kon voelen wat het inhield. Ik kon voor me zien hoe compassie eruit zou kunnen zien.
De beelden in onszelf
De tweede reden vloeit uit de eerste voort. Het besef dat ik weldegelijk een beeld voor me zag wanneer we het over compassie hebben, deed me realiseren dat het beeld niet alleen uit mijzelf kwam. Het zat ook ín mij. Zowel de liefdevolle, zorgzame moeder die ik voor me zag, als het tedere, kwetsbare kind waren onderdeel van mij. Ik wás ten diepste zelf die tedere moeder. En ik wás ten diepste zelf dat behoeftige kind. Zoals de Boeddha spreekt over de Diamant van Wijsheid die binnen ons die nog steeds aanwezig is, verborgen onder alle lagen van modder van verwarring en onrust in het leven, ondanks al ons lijden en alle waanzin die we onszelf aandoen en die het leven ons aandoet, zo zag ik in dat het kind en die moeder weldegelijk nog in mij aanwezig waren. Het probleem was alleen: ik kon moeder en kind wel voor me zien. Maar ik had geen toegang tot ze. Tussen dat innerlijke, behoeftige kind en de innerlijke moeder die ernaar zou kunnen luisteren, het zou kunnen troosten en verzorgen, stond een blokkade. De blik tussen beide werd ergens door mij vertroebeld.
Compassie als hartspraktijk
Vast onderdeel van onze bijeenkomsten bij Recovery Dharma is dat we samen mediteren. Onze meditaties zijn daarbij meestal begeleid en gaan over allerlei thema’s binnen het Boeddhisme in connectie met herstel, bijvoorbeeld de vier hartspraktijken van het boeddhisme: medevreugde, liefdevolle vriendelijkheid, gelijkmoedigheid en compassie. Daarin oefenen we vaak door het innerlijk uitspreken van bepaalde zinnen, wensen of intenties voor onszelf. Onlangs mediteerden we tijdens onze bijeenkomst op de hartspraktijk van compassie.
“Moge jij vrij zijn van dit lijden”
In deze meditatie op compassie kwamen de volgende zinnen voorbij:
“Moge jij vrij zijn van dit lijden”
“Moge jij vriendelijk en zacht voor jezelf zijn.”
“Moge jij vrede en kalmte ervaren.”
Ergens gedurende deze meditatie bleef mijn hoofd steken in deze zin: “Moge jij vrij zijn van dit lijden.” Iets in de stem van de meditatiebeleidster raakte recht aan de blokkade die zich bevond tussen de moeder en het kind in mij. De liefdevolle, zachte, warme stem van buitenaf raakte aan een oude, afkeurende, koude, scherpe stem in mij, waarvan ik plotseling besefte dat ik dat zelf was. En die innerlijke stem zei als het ware precies het tegenovergestelde van wat de stem in de meditatie zei. Mijn eigen wrede, innerlijke stem zei vooral honend: “Moge je lijden, lijden, lijden. Kan me niet schelen waarom. Als je maar lijdt. Moge je lijden, lijden, lijden.”
Blokkade voor compassie in herstel
Los van het feit dat het natuurlijk een wrede, onbewuste boodschap is om plotseling bewust in jezelf bespeuren. Toch denk ik dat het precies een dergelijke, soortgelijke – boze, kwetsende innerlijke stem is die in velen van ons – maar in ieder geval in mij – de blokkade vormt tussen de zachte ‘moeder’ die we voor onszelf zouden kunnen zijn en dat innerlijke, behoeftige ‘kind’ dat in ons leeft. We kijken echter liever niet naar die innerlijke, wrede boodschap die we binnen ons dragen en die we – grotendeels onbewust – voor onszelf herhalen. Het is moeilijk om te erkennen dat we een dergelijke booschap in onszelf toe hebben gelaten en bovendien nu zelf blijven vasthouden, de boodschap zelf herhalen. Maar die stem zorgt er wel voor dat de verbinding tussen moeder en kind in ons verbroken wordt. Tegelijk was het voor mij een van de grootste doorbraken in herstel dat ik inzag dat die stem er was, bínnen mij. Het was een stem van mij, die ik kon identificeren. Ik kon begrijpen waar die stem vandaan kwam. En bovendien: ik kon me verzetten tégen die stem!
Verzet vergt moed
Alleen – en hier zit de kern van dit inzicht: verzet tegen die stem en jezelf toegang geven tot compassie? Dat vergt moed. Oude gewoonten zijn er niet voor niets. Hoe wreed ook, ze beschermden je. Ze boden een – hoewel verwrongen – vorm van veiligheid. Ik moest dan ook leren om te durven ‘nee’ te zeggen tegen die hele oude dialoog in mijzelf. Me verzetten tegen aangeleerde en veilige, maar giftige rituelen van innerlijke afkeuring, van schaamte, van emotionele afstraffing. Aanvaarden, in plaats van vermijden van wat ik voelde. Maar kiezen om je oude gewoonten en mechanismen tegemoet te treden en de deur tot compassie ervoor zelf open doen? Dat is niet zomaar gedaan. Dat vergt moed.
Compassie als innerlijk recht
Voor sommigen van ons, diep binnen ons, is toegang verkrijgen tot compassie nu eenmaal een innerlijke strijd. We kunnen er naar verlangen. Maar de toegangspoort houden we zelf vaak op slot. Daarom vraagt het om een actief en bewust verzet – om een bewust andere keuze – tegen deze oude, vertrouwde, destructieve, maar geruststellende patronen van verdoving en veroordeling in. Dat verzet hoeft niet hardhandig te zijn – het kan ook een simpele boodschap zijn als: “Ik heb je gehoord, je hebt je nut gehad, nu heb ik je niet langer nodig.” Het kan een liefdevolle wending zijn tot een andere boodschap. Maar het vraagt hoe dan ook om een bewuste, moedige keuze om er wel naar te gaan luisteren en te spreken met een andere stem. Want we mogen ons realiseren dat we nog steeds compassie verdienen. Het is ons innerlijke recht. Alleen: het opeisen van dat recht is wel iets waar we zélf voor verantwoordelijk zijn. Dat kan niemand anders voor ons doen.
Compassie laten stromen
We moeten zelf kiezen. Kiezen we om te luisteren naar de oude, veilige want vertrouwde, maar schadelijke stemmen? Of kiezen we voor verzet tegen die oude boodschap? Kiezen we voor de moed om die nieuwe, troostende woorden van compassie tot ons te laten doordringen?“Moge jij vrij zijn van lijden.” Pas wanneer we die zin laten doordringen in ons hart, pas als we zelf de moed opbrengen om het kind in ons zachtjes in onze armen te nemen – zoals iedere ouder deels, naast liefde en warmte, ook daadwerkelijke moed nodig heeft om de zorg en de volle verantwoordelijkheid te nemen voor die kwetsbare, onschuldige, overgeleverde pasgeborene die in het leven werd geworpen – krijgt compassie in onszelf een kans. En net als dat kind, ligt die keuze in onze eigen handen. Pas met moed kan ik mij toestaan om zelf als een zorgzame, tedere moeder naar mijn eigen innerlijke kind te kijken. Om als een liefdevolle moeder te luisteren naar de echte, innerlijke behoeftes aan troost, aan veiligheid, aan warmte, aan zorg en geborgenheid voor dat kind in mij. Pas dan stroomt de compassie oprecht door mij heen.
Verslaving als het toedekken van een vacuüm
Toen ik mijn actieve verslavingsgedrag achter me liet, besefte ik – zoals velen in herstel dat vaak eveneens beseffen – dat er zonder verslaving nog steeds een vacuüm was. Mijn verslaving, zo besefte ik, had ik gebruikt om een innerlijk leemte toe te dekken. En nu, zonder verslaving, was die leegte plotseling angstaanjagend zichtbaar voor mijzelf. Het was als een rauwe open wond. Er ging voelbaar een zuigkracht vanuit. Een behoeftigheid die me, als ik deze niet werkelijk zou erkennen, niet zou respecteren en niet wezenlijk zou identificeren, op den duur onherroeppelijk weer terug zou leiden naar oude, destructieve gewoonten.
Aandacht en compassie voor de wond
De wijsheid lag erin te beseffen dat streng verzet tegen de zuigkracht van de wond me niet zou helpen. Harde discipline zou me niet redden. Vechten zou uiteindelijk enkel een uitputtende symptoombestrijding zijn. Het zou de wond zelf niet helen. Dus wat dan wel? Het enige werkende alternatief bleek om aandacht en compassie in mijzelf te ontwikkelen en de wond te gaan verzorgen en aandacht te besteden aan de kwetsingen en de pijn die er onder die wond verscholen lagen. De aandacht daarvoor vond ik in het oefenen in meditatie en mindfulness met Recovery Dharma. De compassie – de troost, de verzorging, de innerlijke warmte en interne veiligheid die we binnen onszelf moeten gaan ontwikkelen – bleek te zijn wat ik in feite al die tijd heilloos had gezocht – en nooit werkelijk had gevonden – in mijn verslaving. Nu moest ik dat zelf doen.
Compassie als moed en keuze
Compassie daarom, als de moed om de wond niet langer te ontkennen. Als bewuste keuze om er naast te gaan zitten, met warmte en aandacht, tegen de onbewuste boodschap in dat die wond geen medelijden zou verdienen. En met de moed om de onderliggende pijn niet langer te negeren, maar te luisteren naar het stille huilen dat zachtjes opstijgt uit de leegte in onszelf. Om dan eindelijk, vaak na jaren, het eenzame kind in ons dat we zo lang geleden eenzaam achter ons lieten, weer in onze armen te nemen…
..en te troosten…
Geïnteresseerd en/of op zoek naar meer (populair-)wetenschappelijke informatie over het idee van de innerlijke moeder, het innerlijke kind en onze innerlijke criticus en het verband ermee met het ontwikkelen van (zelf-)compassie? Lees dit artikel: “Silence your inner critic: a guide to self-compassion in the thougest time.”
Bij vragen over bovenstaande verhaal en benadering, over onze beoefening, of over Recovery Dharma zelf, mail naar: info[at]recoverydharma.nl. Of neem contact met ons op via het formulier op onze website.