Contents
- 1 Het nu vraagt iets
- 2 Verstikt in het vacuüm van wat er niet is
- 3 Verslaving als het ‘anti-nu’
- 4 De geest wijkt uit
- 5 Vervuilde aandacht
- 6 Wat zet ik er tegenover?
- 7 Het begrip Dankbaarheid
- 8 Nederig en klein?
- 9 Achter de honger bevindt zich genoeg
- 10 Dankbaarheid als intense liefde voor het moment
- 11 Méér dan alleen wat verloren is
- 12 Overvloed durven zien
- 13 Ademhaling als anker naar het nu
- 14 Dankbaarheid als deelname aan iets Heiligs
- 15 Diepliggende vergankelijkheid van het moment
- 16 De kern van Dankbaarheid
- 17 Volg de ketting naar het hart
Het nu vraagt iets
Met volle aandacht aanwezig zijn in het huidige moment. Nee, dat spreekt niet voor zich voor mij. Ik heb er voor moeten oefenenen. En nog steeds – afhankelijk van hoe ik in mijn vel zit – kan het me aanzienlijke inspanning kosten om me er ten volle aan te wijden. Dat ‘nu’ vraagt blijkbaar iets van me. Het heeft lang geduurd voordat ik, in ieder geval voor mijzelf, begreep hoe ik bij die vraag kon blijven, zodat mijn geest er daadwerkelijk in tot rust kon komen.
Verstikt in het vacuüm van wat er niet is
Mijn geest is gewend zich te verzetten tegen het nu. Veel liever wentelt het zich in de droomachtige landschappen van denkbeeldige toekomsten en scenario’s die zich allemaal niet voltrekken. En als ik niet bezig ben met die niet-presente toekomst? Dan blijkt mijn geest zich graag bezig te houden met de kwellingen van het onveranderbare verleden. Hoe ik iets anders had kunnen zeggen. Hoe ik anders had moeten handelen. Hoe ik iemand, of iets, niet had moeten verliezen. Simpelweg: hoe ik ánders had moeten zijn. Schuld, schaamte, falen. Mijn eigen geest verstrikt – en verstikt – me maar al te graag in dingen die er niet zijn, in het vacuüm van wat voorbij is.
Verslaving als het ‘anti-nu’
Mijn verslaving draaide eveneens om dat ‘niet-nu’. Mijn verslaving had alles te maken met willen en wensen dat het anders was. De honger achter mijn verslaving – de jeuk, de zucht, de lust, het knijpende knagen van dat diepliggende stemmetje dat maar tegen de achterkant van mijn schedel bleef duwen: “Meer, meer, opnieuw, opnieuw…” – die holle ruimte in mijn hart die zich in al zijn kwetsbare leegte maar niet liet vullen. Dat had alles te maken met het ‘Afwezige’. Met ‘Niet-Genoeg’. Waar ik ook was: ik was niet hier. Niet nu. Mijn verslaving was in zekere zin de fysieke manifestatie van het ‘anti-nu’.
De geest wijkt uit
Eenmaal wat langer in herstel, kwam ik tot een opmerkelijk inzicht. Mijn verslaving – mijn ‘stoornis in niet-middelgerelateerd gebruik’ zoals ze dat zo mooi nietszeggend classificeren binnen de hulpverlening – was dan in ‘volledige remissie’. Maar hoe meer ik het ‘nu’ begon op te zoeken – hetzij door te zitten op het kussen als beoefening, maar ook ‘gewoon’ door het leven weer aan te gaan en de reële uitdagingen van het bestaan onder ogen te zien – hoe meer ik actief opmerkte dat mijn geest wanhopig probeerde uit te wijken naar overal en nergens, behalve het hier-en-nu.
Vervuilde aandacht
In het boek van Recovery Dharma herkende ik die ervaring met name toen ik las over ‘Zuivere Aandacht’ als onderdeel van het Achtvoudige Pad: “Voor velen van ons verhinderde onze verslaving ons om aandachtig aanwezig te zijn. In feite was dat vaak ook het hele punt: we gebruikten onze middelen en ons dwangmatige gedrag om gevoelens te vermijden, om bewustwording te vermijden, omdat aanwezig zijn te pijnlijk was.” Dat was precies de kern van mijn ervaring. Maar nu los van mijn verslaving. Het was mijn geest zelf die verhinderde om aandachtig aanwezig zijn. Mijn aandacht was vervuild geraakt.
Wat zet ik er tegenover?
Terwijl ik over mijn pad naar herstel deelde met anderen – zowel in een 12-stappenprogramma als in de Recovery Dharma sangha – begon ik daarbij steeds vaker een soort gedeelde ervaring te herkennen. Die herkenning kon goed samengevat worden in de vaak bijna verbaasd geopperde constatering: “Ik ben niet langer verslaafd. Maar wat zet ik er nou tegenover?” Inderdaad. Wat zet je tegenover het leven als je verslaving het leven niet langer meer dempt? Het antwoord, zo ontdekte ik op den duur, lag voor mij persoonlijk in het begrip van dankbaarheid.
Het begrip Dankbaarheid
Vergis je niet. Ook daarmee heb ik geworsteld. Laat ik beginnen met de weerstand. Ik kan die het beste duiden aan de hand van het liedje ‘Dankbaar’ van het album ‘Homo Sapiëns’ uit 1980, van de (destijds) spraakmakende en controversiële cabaretier Robert Long (1943-2006). Het album werd in mijn ouderlijk huis vaak gedraaid. Zo vaak zelfs dat ik soms onverwacht ontdekte dat ik het liedje onbewust vrolijk neuriede tijdens het afwassen (ik ben daar overigens mee opgehouden – met het neurieën van het liedje welteverstaan, nee, niet met afwassen, wees gerust).
Nederig en klein?
Het hele lied drukt een cynische, diep sarcastische houding uit tegen de algemene zeitgeist van destijds, die Long heel passend uitdrukte met het refrein: “Dankbaar moet je zijn, nederig en klein..”, om uiteindelijk te concluderen: “Om goed en braaf en zoet en lief en nederig te zijn. Daar schiet je niks mee op!” Het hele liedje drukte tot in de kern het ‘anti-sentiment’ uit waar ik mee ben opgegroeid. Dankbaarheid als een vorm van zwakte, ja, als iets doms bijna. Je moet niet dankbaar zijn. Wie dankbaar is maakt zich onnodig klein en ondergeschikt. Liever ontevreden dan dankbaar.
Achter de honger bevindt zich genoeg
Maatschappelijk had Robert Long destijds misschien wel een punt (discussie voor een andere plek). Maar tegelijk gooide hij (en de samenleving met hem) wel een heel basaal, kwetsbare besef met het badwater weg. Namelijk het besef dat er achter alle snelheid, alle gejaagdheid, prestatiedruk, economische groei, win- en winststreven – kortom: achter alle honger naar méér, méér, méér – toch nog een moment bestaat waar er simpelweg genoeg is. Een simpel genoeg, waar dankbaarheid voor mag bestaan.
Dankbaarheid als intense liefde voor het moment
Die dankbaarheid is géén vorm van nederigheid. Het is géén kleinheid, geen blindheid of domheid. Het is een vorm van gelijkwaardigheid. Van respect. Van diep, doorleefd bewustzijn. Dankbaarheid kan een intense liefde zijn voor het moment, voor het nu, dat klopt voor ons, zoals het hart in ons lichaam klopt. En in dat besef, in dat diepe bewustzijn, kun je ontdekken dat de intense honger langzaam afneemt wanneer je ziet hoe die honger – net als de verslaving – in feite ín de focus van je blik ligt. Honger legt de focus op alles dat ontbreekt.
Méér dan alleen wat verloren is
‘En werkelijke pijn dan?’ vraag je misschien. Hoe zit het met al de nare, brekende, wrede ervaringen die mensen nu eenmaal overkomen? Moeten die mensen daar dan ook dankbaar voor zijn? Moet ik dankbaar zijn voor de verlieservaringen, de traumatische ervaringen, de misbruikervaringen? Dankbaar voor de ervaringen die ons hart doorboren en het uiterste van onze veerkracht vragen, van ons vermogen om het leven te kunnen verdragen? Nee, dat is zeker niet wat ik beweer. Pijn is pijn. Trauma is trauma. In het moment van trauma moet er aandacht zijn voor die beschadiging, voor die pijn in het nu. Toch probeer ik daarbij ook aan te geven dat het mogelijk is om méér te zien dan alléén wat verloren is geraakt, náást de pijn. En één van de instrumenten daarvoor is, in ieder geval voor mij persoonlijk, de dankbaarheid.
Overvloed durven zien
Dankbaarheid is daarbij de focus verleggen naar wat er wél is, naar wat aanwezig is. Het is de overvloed durven zien die er ondanks alles toch is, als je de ogen opent voor het moment. Wanneer de hunkering, de zucht, toeslaat in mijn geest, is dat voor mij een levensgroot signaal, een knalrood stop-bord, dat me vertelt dat ik ergens onbewust ontevreden over ben. Natuurlijk is het op zo’n moment goed voor me om te kijken waar die jeuk dan vandaan komt en me bewust te worden van wat er aan de hand is in mij. Bovendien is het helpend om me te richten op de ademhaling, om door de honger, door het verlangen, heen te ademen.
Ademhaling als anker naar het nu
In momenten van paniek, in momenten dat de werkelijkheid het leven doorbreekt en ik opnieuw besef dat ik geen controle heb en dat het leven nu eenmaal is zoals het is. Dan is er altijd de ademhaling als anker naar het nu. Toch kan het nog steeds zo zijn dat ik mezelf wel veranker aan het nu door de ademhaling. Maar dat ik daarmee nog geen toegang ervaar tot het moment zelf. De geest wil niet zijn bij die leegte. Het is als een wild, gewond dier dat wanhopig weg wil van die donkere plek, van het controleverlies, van het gemis.
Dankbaarheid als deelname aan iets Heiligs
Soms kan het dan helpen om te kijken naar wat er allemaal nog wél aanwezig is in dat moment. De gids die mijn blik dan richt en kan openen voor wat er wél aanwezig is, noem ik de dankbaarheid. In een lezing van Tara Brach over Dankbaarheid noemt ze dat voelen en ervaren van de gids van dankbaarheid, naar het voorbeeld van Fred Rogers, ‘deelnemen aan iets Heiligs’. En hoewel ook het woord ‘heilig’, net als dankbaarheid, weerstand kan oproepen, begrijp ik toch heel goed wat ze bedoelt.
Diepliggende vergankelijkheid van het moment
Wanneer je werkelijk dankbaarheid voelt – wanneer je de Dankbaarheid volledig durft toe te laten in je hart – dan zie je plotseling niet alleen de enorme waarde van het moment en van alle overvloed die je gegeven wordt. Je ervaart ook de enorme kwetsbaarheid, de teerheid, de diepliggende vergankelijkheid ervan. Het Nu wordt heilig, niet omdat het onaantastbaar, verheven en volmaakt zou zijn. Het wordt heilig omdat het juist transparant, broos en kwetsbaar is. Het nu is heilig, precies omdat het op perfecte wijze ímperfect is.
De kern van Dankbaarheid
De volle werkelijkheid is nu eenmaal dat het nu altijd weer vergaat in de volgende uitademhaling…en dan weer – hetzelfde en toch anders – geboren wordt bij de inademing. En zelfs dat hele simpele moment van bewustwording – ik adem in … en ik adem uit – is vervuld van een enorme weelde. Tenminste, als je het kunt voelen. En dat gevoel bewust kunt toelaten. Daar ligt de kern van dankbaarheid. Als de adem een anker is voor het nu. Dan is dankbaarheid misschien wel de ketting die ons hart met dat anker verbindt.
Volg de ketting naar het hart
Daarom, als je het NU niet kunt vinden – in alle jeuk en met alle pijn op dat kussen. Of misschien juist in het leven zelf, met al zijn ongemakken en alle frustraties en verdrietige, onmachtige, pijnlijke momenten. Misschien helpt het dan om niet alleen het anker van de adem uit te gooien. Maar ook om de ketting van het hart te volgen naar alles wat er wél is.
Vind het moment in jezelf dat jou dankbaar laat zijn. Laat de waarde ervan tot je komen. Geniet van al het genoeg dat je hoe dan ook gegeven is…
En laat het dan weer los….