Contents
- 1 Schaamte: niet goed en niet (goed) genoeg
- 1.1 De innerlijke heks criticus en schaamte
- 1.2 Schaamte, hechting, neurologie en stresshormonen
- 1.3 Onze hersenen en schaamte
- 1.4 Schaamte/verslavingscyclus
- 1.5 De trance van angst en schaamte
- 1.6 De onverdraaglijkheid van onze “core negative beliefs”
- 1.7 Schaamte, negatieve kernovertuigingen en craving
- 1.8 In de kern van onze schaamte zijn we hetzelfde
- 1.9 Schaamte ontleent haar kracht aan het zwijgen
- 1.10 De Boeddha en zijn schaamte: Hrī
- 1.11 Morele schaamte en het geweten in het boeddhisme
- 1.12 Twee soorten schaamte in het Boeddhisme
- 1.13 De onschuld van schaamte
- 1.14 Zelfcompassie als antigif tegen schaamte
Schaamte: niet goed en niet (goed) genoeg
Schaamte. We praten er niet graag over – en dat is onderdeel van de schaamte. Al enkele weken loopt er een klein verdrietig jongetje in mijn gedachten met me mee. Handen in de zakken, de magere schouders opgetrokken, schoppend tegen elk klein kiezelsteentje dat zich voordoet op mijn pad van herstel. Mokkend struint het naast me tijdens mijn wandelingen. “Ik ben niet goed genoeg,” fluistert het verdrietig in mijn oor. “Wat je doet is niet goed genoeg,” zegt het kind in me, zittend op mijn schouders, omlaagkijkend naar de vluchtig voorbij schietende, afwezige mensen, terwijl ik boodschappen doe. “Dat was niet genoeg,” zegt het verveelde jongetje tegenover me, terwijl ik het scherm afsluit na weer een ZOOM-bijeenkomst. “Niet voldoende,” echoot het kinderstemmetje, terwijl ik in antwoord afwezig naar buiten kijk. De lucht betrekt. Grijze wolken klonteren zwartgallig samen. “Begin opnieuw.”
De innerlijke heks criticus en schaamte
Rationeel denk ik: “Er is niks om me voor te schamen. Niet meer. Ik leef open en eerlijk, verschuil me niet meer. Ik doe goed en doe genoeg.” Dan tikt de innerlijke heks/criticus me vriendelijk grinnekend op de schouder, met een presenteerblad rustend op de vlakke hand. “Verleden,” leest het bordje op het blad. In de andere hand houdt ze een weegschaal. “Je hebt nog wel wat in te halen, knaap,” zegt het groenuitgeslagen puddinggezicht, met de knobbelige, wrattige kin en de diepliggende ogen achter het zwarte sluike haar. “Nog wel wat goed te maken, knul,” schudt ze meewarig haar hoofd. “Ga je schamen.”
Schaamte, hechting, neurologie en stresshormonen
Schaamte – dat wil zeggen, de ervaring dat we wegwillen van het gevoel een mislukking te zijn in de ogen van iemand (of van iedereen), tezamen met de wens ons ergens te kunnen verschuilen waar niemand ons kan zien – is niet perse verbonden aan trauma of aan een bepaalde overgevoeligheid. Schaamte hoort bij onze natuurlijke ontwikkeling en maakt deel uit van onze biologie. Neurologisch gezien is de emotie van schaamte namelijk verbonden aan de algemene ontwikkeling van onze hechting. Zo tussen de 6 en 9 maanden, rond de tweede fase van de hechtingsontwikkeling en dus wanneer het kind zich bewust wordt van de eigen hechting aan diens primaire verzorger – (vaak is dit tegelijk de fase van de eenkennigheid en scheidingsangst) – ontstaat er meestal ook een schrik/angst-reactie op ‘vreemde’/’onbekende’ gezichten. Onderliggend aan deze fysieke reactie liggen bioneurologische verschijnselen die gelijk zijn aan wat we op latere leeftijd identificeren als de ervaring van ‘schaamte’ – dat wil zeggen: een abrupte daling in de werking van het immunologisch systeem en een toename in het niveau van cortisol en adrenaline, de stresshormonen die nauw verbonden zijn aan onze vlucht/vecht/freeze-angstreacties. Schaamte, grof gezegd, is dus zelfs een baby niet vreemd.
Onze hersenen en schaamte
Blootstelling aan langdurige emoties van schaamte leidt aantoonbaar tot beschadiging van de neuroplasticiteit van onze hersenen. En dat is belangrijk, want precies deze neuroplasticiteit vormt het vermogen van onze hersenen om zich aan te passen en te herstellen. Schaamte vormt dus een belangrijke beperkende rol in ons vermogen tot herstel van verslaving. Onderzoek met behulp van fMRI-techniek naar welke hersengebieden betrokken zijn bij de ervaring van schaamte toont daarnaast aan dat daarbij de frontale kwab – de zetel van onze emotionele controle – wordt geactiveerd. Daarbij wordt vooral activiteit in de amygdala (onder meer nauw betrokken bij onze angstregulatie) zichtbaar. Samen met activiteit in de insula, dat nauw betrokken is bij de regulatie van onze pijnreacties en de ervaring van enkele basisemoties – waaronder boosheid, angst en walging. (Een uitgebreid artikel over schaamte en neurologie lees je hier)
Schaamte/verslavingscyclus
Wanneer de eerste tekenen van onze verslaving zich beginnen af te tekenen, speelt schaamte ook vaak een rol. Soms vormt het zelfs de kern, kiem en bron van onze ervaring om klem te zitten in de meedogenloze cirkel van machteloosheid, vecht/vlucht-reactie en de onmogelijke wens deze ervaringen te vermijden. Wat vervolgens weer leidt tot de inzet van ons gebruik/gedrag, als copingsmechanisme en emotieregulatie. Het is de cirkel die zich vastzet als onze gedrags/middelenverslaving. Het is de non-keuze van de schaamte-verslavings cyclus, het patroon van gebruik om negatieve, zelfbewuste emoties te vermijden – wat paradoxaal genoeg dan weer leidt tot de schaamte om (psychologisch intern, maar zeker ook extern, sociaal) gezien te worden als iemand die niet kan stoppen, als iemand, met andere woorden, die verslaafd is.
De trance van angst en schaamte
Tara Brach noemt deze cirkel een ‘trance’, een soort zelfhypnose, waarbij we vast komen te zitten in gevoelens van zelfafwijzing en de overtuiging dat we incapabel en niet-genoeg zijn. De non-keuze wordt een werkelijkheid in onze geest waar we vervolgens aan overgeleverd zijn. Ze schrijft daarover:
“Feelings and stories of unworthiness and shame are perhaps the most binding element in the trance of fear. When we believe something is wrong with us, we are convinced we are in danger. Our shame fuels ongoing fear, and our fear fuels more shame. The very fact that we feel fear seems to prove that we are broken or incapable. When we are trapped in a trance, being fearful and bad seem to define who we are. The anxiety in our body, the stories, the ways we make excuses, withdraw or lash out—these become to us the self that is most real.”
De onverdraaglijkheid van onze “core negative beliefs”
Kristen Neff, schrijfster en onderzoeker van de beoefening van zelf-compassie, noemt deze verhalen en gevoelens onze ‘core negative beliefs’. Het zijn de repetitieve, steeds terugkerende gedachten die door onze geest schieten als het leven moeilijk wordt. Ze kleven vast aan onze twijfels, aan onze zorgen en lijken volstrekt waar en helder in onze meest kwetsbare momenten. “Ik verdien geen liefde,” denken we, in een poging onze innerlijke pijn een plek te geven. “Ik ben hulpeloos,” zo vertalen we ons gevoel dat we niet worden gezien. “Ik doe ook niets goed,” denken we bij een simpele vergissing. “Ik voldoe niet.” “Ik ben een mislukking.”
Schaamte, negatieve kernovertuigingen en craving
Het zijn onze innerlijke verhalen die tot werkelijkheid worden in ons hoofd en waarnaar we gaan leven. Soms wordt de illusie van onze geest de werkelijkheid in ons handelen. En die werkelijkheden, als je de hatelijkheid en waardeloosheid ervan in je hart laat doordringen, zijn vaak onverdraaglijk. Zeker voor mensen die werken aan herstel – en die dus onderhuids al de neurologische patronen hebben aangelegd voor dat verleidelijk copingsmechanisme dat verslaving heet – kunnen gevoelens van schaamte die samenhangen met deze negatieve kern/zelfovertuigingen zich gemakkelijk laten vertalen in gevoelens van ‘craving’ of ‘zucht’.
In de kern van onze schaamte zijn we hetzelfde
Hoewel we op gebied van schaamte ongetwijfeld ontelbare persoonlijke varianten van onze negatieve kernovertuingen creëren, zijn er in algemene zin niet zoveel overtuigingen waar we op terugvallen, schrijft Neff. Onderzoek toont aan dat er vermoedelijk maar een beperkt aantal generieke varianten zijn aan negative core beliefs, die vervolgens ook nog eens in 4 vrij heldere groepen samen te vatten zijn: (1) Ik heb iets verkeerds gedaan, (2) ik ben iets verkeerds/afwijkends, (3) ik ben onbetrouwbaar en (4) ik ben hulpeloos/incapabel. We denken dus vaak dat we ons geïsoleerd en afgesneden van elkaar schamen over onze eigen imperfecties. En dat we daarbij uniek zijn in onze schaamte en negatieve overtuigingen. Maar in de kern van onze schaamte zijn we eigenlijk helemaal niet zo origineel.
Schaamte ontleent haar kracht aan het zwijgen
Punt is vooral dat schaamte zijn kracht ontleent aan ons zwijgen. We houden zelf onze schaamte in stand, omdat we het proberen te verbergen voor elkaar. Onze negatieve kernovertuigingen over onszelf blijven in ons hoofd bestaan, omdat we ze onzichtbaar houden, voor anderen – en soms/vaak ook voor onszelf. Schaamte en angst zijn aan elkaar verbonden, omdat we vrezen dat we zullen worden afgewezen / verstoten zullen raken wanneer we onze negatieve zelfovertuigingen laten kennen aan de wereld. Belangrijk onderdeel van onze weg naar herstel is dan ook het spreken – en het delen – tijdens onze meetings, tijdens therapie en vaak, langzaam, schoorvoetend, aan familie, vrienden, intieme relaties, over onze innerlijke, pijnlijke, kernovertuigingen. De weg om ons te bevrijden van schaamte is, hoe pijnlijk ook, het doorbreken van de stilte rond onze schaamte.
Schaamte in het Boeddhisme als Rijkdom en Poortwachter
De boeddhistische theorie over schaamte is eveneens vrij radicaal. De Boeddha noemde schaamte één van de zeven schatten en zelfs een poortwachter en waker van de wereld. Dit inzicht kwam rechtstreeks voort uit de ervaringen van de Boeddha zelf in zijn zoektocht naar Verlichting. Het had alles te maken met het onderscheidende vermogen waartoe (morele) schaamte een mens tot in staat stelt – namelijk in de ontwikkeling van het geweten. Schaamte heeft namelijk ook alles te maken met ons vermogen om in onze ervaring het juiste te onderscheiden van het onjuiste – en er naar te handelen.
De Boeddha en zijn schaamte: Hrī
De Boeddha zelf kende schaamte maar al te goed. Hij ervoer het onder meer toen hij de strikte ascetische praktijken van zijn tijd achter zich liet – praktijken die bestonden uit langere tijden vasten/hongeren en het vasthouden van onwaarschijnlijke lange meditatiesessie in onmogelijke yogaposities, om zo het materiële aspect van het lichaam te kunnen overstijgen. De Boeddha brak daarmee, omdat hij tot het inzicht was gekomen dat deze praktijken op den duur niet tot zijn Verlichting, maar vooral tot zijn dood zouden leiden. Tegelijk wist hij dat hij daarmee onvermijdelijk brak met wat sociaal was voorgeschreven als Heilige Praktijk in zijn tijd. Hij voelde de misprijzende veroordelingen van zijn broeders in zijn rug prikken, toen hij zich afwendde en koos voor een ander pad. Oh, zeker, de Boeddha wist wat schaamte was. Het was zijn ‘hrī’ – zijn gevoel voor innerlijk (ge)weten, zijn Zelf-Respect, zijn gevoel voor waardigheid en schaamte – dat echter maakte dat hij afscheid nam van wat traditioneel voor hem lag en zijn eigen inzichten volgde.
Morele schaamte en het geweten in het boeddhisme
De Boeddha besefte dat hij zijn eigen geest zou vervuilen, als hij de mening van anderen zou blijven volgen en zou blijven kijken door de ogen van anderen die zelf niet helder zagen. Toen de Boeddha besefte dat hij het juiste wilde doen, brak hij met oude gewoontes – en werd zo geconfronteerd met het gewicht van de morele schaamte. Zo was dus ook schaamte onderdeel van de ontwikkeling van de Zuivere Inzichten van de Boeddha. En misschien herken je dit gevoel zelf ook, in de ervaring dat je actief kiest voor herstel. Omdat je daarbij mensen achter je laat die je misschien lief hebt gehad, de illusie van vriendschap voor hebt gevoeld. Mensen met wie je verdovende ervaringen hebt gedeeld, de vlucht uit je leven hebt gedeeld. Je kiest ervoor het oude achter je te laten – je kiest voor het goede, het juiste. Je kiest voor zelfrespect, voor genezing, voor herstel. En toch, je kijkt terug – ontmoet misschien in het voorbijgaan die oude kennis uit je tijd van verslaving…En je schaamt je.
Twee soorten schaamte in het Boeddhisme
Wat de Boeddha betreft zijn er twee soorten schaamte. Er is een ongezonde vorm – een schaamte die knaagt aan de ontwikkeling van een gezonde psyche en het evenwichtige gevoel van Zelf. En er is een gezonde vorm van schaamte – een schaamte die het tegenwicht vormt voor de ‘schaamteloosheid’ – de schaamteloosheid van het onbegrensde graaien, snakken, vullen, grijpen, de schaamte van de mateloze onvoldaanheid. Dat is de schaamte die de Boeddha de Heldere Poortwachter noemt en die hij beschouwt als één van de zeven schatten (dhana) van de mens. Het is deze schaamte die ertoe leidt dat je ervoor kiest om iets dat je ééns deed, niet meer te doen. Het is de schaamte die ertoe leidt dat je vanuit het diepst van je hart wenst goed te handelen en goed te maken wat je ooit deed. Het is deze gezonde schaamte die maakt dat de Boeddhe stelt:
“Whoever has done harmful actions but later covers them up with good is like the moon which, freed from clouds, lights up the world.”
De onschuld van schaamte
Kristen Neff beschrijft schaamte onder meer als in feite een ‘onschuldige’ emotie. Toen ik dat las, was ik aanvankelijk vooral verontwaardigd. Ik verzette me tegen de gedachte dat schaamte iets onschuldigs zou kunnen hebben. Schaamte was pijnlijk en een gevoel dat ik liever niet had. Inmiddels begrijp ik wat Neff bedoelt. Want, terugkerend naar het begin van de blog over de verbinding tussen schaamte en de hechting van het kind, is schaamte inderdaad een affect dat nauw verbonden is met onschuld. In de kern komt het voort uit de rauwe, intens menselijke behoefte aan liefde. De mens wil warmte en geborgenheid ervaren. En de verschikkelijke angst om die liefde, die primaire, kwetsbare basis van ons bestaan, ontzegd te worden – dat is tedere onschuld achter onze schaamte.
Zelfcompassie als antigif tegen schaamte
Het antigif tegen schaamte – en daarmee ook het antigif tegen de vluchtweg van verslaving – is dan ook zelfcompassie. Het is de warme, troostende liefde voor onze eigen, kwetsbare onschuld – ons symbolische innerlijke kindje – dat niets meer en niets liever wil dan vastgehouden worden. Met zelfcompassie kunnen we onze eigen fouten zien. Ik kan zien hoe ik handelde vanuit de destructieve impulsen van een ongezien kind in mij. Met warme, liefdevolle vriendelijkheid kan ik zien hoe ik nu mijn best doe op mijn weg naar herstel – mijn pogingen, mijn strubbelingen, misschien verdwaald met de voeten wegzakkend in het zand van de woestijn van het leven. Maar nog steeds voet voor voet zettend. Onderweg en voortstappend in herstel. Meer kan ik niet doen. Meer kan iemand in herstel niet doen.
Cognitie is niet voldoende: de verandering zit in het gevoel
Toch is alle kennis en cognitie over schaamte uiteindelijk helpend, maar niet doorslaggevend. De werkelijke verandering zit niet in het denken. Het zit in het voelen. Ik zit op het kussen en kijk naar de donkere schaduwen in de kamer, kijk naar het innerlijke kind in de hoek. Met een zucht strek ik mijn hand en trek het onwillige, verdrietige, afgewezen en beschadigde kind op schoot. Trek het tegen me aan. Warm en samen blijven we zitten.
We horen bij elkaar. Mijn verslaving en mijn herstel, mijn schaamte en mijn liefde. Mijn psychische beschadigingen, mijn beperkingen, mijn falen en mijn lukken, mijn talenten en alles in het midden. Samen in één hart, in één ademhaling. Het is voldoende. We zijn één.